Florentine Rethaan Macaré-Ontijd, de eerste vrouwelijke conservator? Marianne Gossije Enige tijd geleden kwam uit een map in de conservatorenkamer van het Genootschap een foto tevoorschijn van een schilderij van een negentiende-eeuwse dame in vol ornaat en met pijpenkrullen. Een waaier in haar hand, sieraden om hals en polsen en een vriendelijke oogopslag. Achterop de foto stond in recent handschrift dat dit Florentine Jacobine Martine Ontijd was, geboren in Den Haag in 1812 en gestorven in Utrecht in 1887. Wat echter verbaasde was de toevoeging 'conservatrice Hoorns en Schelpen KZGdW'. Indertijd sprak men nog niet van conservatoren, dat gebeurde voor het eerst rond 1870. Maar mevrouw Ontijd had zich voor het Genootschap dus wel beziggehouden met de collectie mollusken (schelpen). Pas in 1888 mochten vrouwen lid worden van het Genootschap. Reden genoeg om wat dieper te graven in het leven van Florentine Ontijd. Portret van Florentine Rethaan Macaré-Ontijd, ca 1850. Foto Henri Pronk (RKD Collectie Iconografisch Bureau, nr 1007291). Ze was de dochter van de Haagse arts Coenraad Gerard Ontijd, lid van het Zeeuws Genootschap, en Jacomina Gerarda van der Meersch. Ze had een broer en drie zusters, van wie er één jong stierf. Florentine trouwde in 1839 in Den Haag op haar zevenentwintigste met de twintig jaar oudere jonkheer Cornelis Anthonij Rethaan Macaré. Deze was in Middelburg geboren en ook zijn vader was lid van het Genootschap. Zelf was hij daarvan directeur, belast met de zorg voor de collectie munten en penningen. Het hoeft dus niet te verbazen dat Florentine - toen ze van 1840 tot 1855 in Middelburg woonde, waar haar man wethouder was - zich betrokken toonde bij het Genootschap. Haar belangstelling voor het rijk der schelpen dateerde al uit haar vroege jeugd. Op haar twaalf de kreeg ze van haar oom dokter Van Maanen een Tonna tesselata Lamarck cadeau.1 Ze werd een verwoed verzamelaar en zou later de schelpen collectie van het Genootschap ordenen. Daarbij ontdekte ze in 1843 een kunstig bewerkt exem plaar. In de woorden van haar man: 'Eenigen tijd geleden de verzameling van Hoorns en Schelpen overziende te zamen met mijne Echtgenote voor wie de Conchiologie altijd veel aantrekkelijks heeft gehad en welke daardoor nog al veel kennis in dat bijzonder vak der Natuurlijke Historie heeft verkregen, wierdt door haar onder de zooge naamde Porcelaines opgemerkt een Hoorn die kunstmatig was bewerkt geworden. Men heeft dan van de bijzondere eigenschap van dezen hoorn die tot het geslacht der Cijpraecie behoord, en Cijpraa Maartitiana in het fransch Porcelai- ne Maare, in onze taal de slangenkop genaamd wordt, gebruik gemaakt om daar uit een beeld te vormen Dit beeld is een Christuskop of Ecce Homo met de doornen kroon waarbij men niet onopgemerkt mag laten de bloeddroppelen die langs de wang en den hals afvloeijen Ze beva len aan de schelp te verplaatsen van de verza meling Hoorns en Schelpen naar het kabinet van zeldzaamheden, wat dan ook gebeurde.2 Helaas 142 Florentine Ontij

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2020 | | pagina 20