Riem komen vergapen aan de Mona Lisa in het Louvre, een hapje eten in één van de toprestaurants of een glaasje wijn drinken op Montmartre, haute couture kopen in de Rue Rivoli, of gezapig flaneren langs het Canal Saint-Martin. Wie graag wil weten waar die traditie vandaan komt, zal veel plezier beleven aan het nieuwe boek van Irene Storm van Leeuwen - van der Horst dat recent bij Verloren van de persen rolde. Het gaat om een bronnenuitgave van het reisjournaal van de Zeeuwse regent Johan Steengracht die in 1772 samen met zijn zoon Nicolaas en zijn vriend Daniel Rademacher een speelreijsje naar Parijs maakte. Die teksteditie is zonder meer puntgaaf. In een aantal inleidende hoofdstukken schetst Storm van Leeuwen een gedetailleerd biografisch portret van Johan, Nicolaas en Daniel. Lezers krijgen er ook een overzicht van het politieke en economische reilen en zeilen in Nederland en Frankrijk, respectievelijk onder Willem V en Lodewijk XV. Dat zorgt voor de nodige context om het tweede deel te begrijpen, waarin Storm van Leeuwen de reis in erg gedetailleerde penseelstreken samenvat. Dankzij een niet aflatende stroom aan illustraties - letterlijk tientallen kaarten, portretten, schetsen en gravures - houdt Irene Storm van Leeuwen de vaart erin en kunnen lezers zich ook een betere voorstelling maken van al dat fraais. Na die inleidende hoofdstukken volgt de transcriptie van het eigenlijke reisjournaal, die met de nodige acribie en conform de regels van de moderne teksteditie verzorgd werd. Dat reisjournaal is er wel eentje van dertien in een dozijn. Letterlijk tientallen andere Hol landse en Zeeuwse regenten hebben immers een soortgelijk reisverslag nagelaten dat, op enkele punten en komma's na, een doorslagje is van Steengrachts journaal. Parijs was daarbij een populaire bestemming. Na de lange zeventien de eeuw, waarin de klassieke Grand Tour naar Italië ingeburgerd raakte, kwam immers een nieuwe vorm van reizen in zwang. Nederlandse regenten monsterden aan op korte somertogjes of plaisierreijsjes naar London, Parijs of Keulen, kregen de Oostenrijkse Nederlanden in het vizier of schuimden de Rijn af. Dat zorgde ervoor dat er, onder meer in Parijs, algauw een long-list ontstond van musea, paleizen, kerken, pleinen en andere monumenten die men absoluut moest ge zien hebben. Een stroom aan reisgidsen legde de reeks van bezienswaardigheden vast die absoluut vaut le voyage waren. Steengrachts reisjournaal biedt in dat opzicht weinig verrassingen. Ge dwee strepen de Zeeuwse heren de traditionele lijst van must-sees af: het Louvre, de kathedraal van Notre Dame, het hospitaal van Les Invalides, het astronomisch observatorium, de koepelkerk van Val de Grace en - uiteraard - ook Versailles. Parijs is in de achttiende eeuw ook synoniem voor allerlei vertier en amusement: spectaculaire opera- en theatervoorstellingen, eindeloze bals, vuurwerk, wetenschappelijke bijeenkomsten en zoveel meer. Steengracht en C° zijn ook onder de indruk van het Collisée, waar bezoeker van stand een concertzaal, een salon, koffiehuizen, luxu euze boetieks en tal van andere vermaak troffen. Winkelen was in de achttiende eeuw ook onlos makelijk verbonden met reizen en Parijs was het absolute Walhalla. Dat blijkt onder meer uit de talloze emplettes - horloges, tabaks- en snuifdo zen, sierraden, ontwerpen voor meubels, boeken en dergelijke - die vader en zoon deden. Steen gracht noteerde de adressen van die luxewinkels nauwgezet in een apart lijstje. Irene Storm van Leeuwen heeft terecht veel aandacht voor dat soort marginalia. Voor consumptiehistorici zijn dat soort bronnen immers gefundenes Fressen. 158 Boekbesprekinge

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2020 | | pagina 36