Boerderij Papegaaienburg, 1912. Vlnr Piet Joziasse, Ko Joziasse, Pietje Ovaa (dienstbode), David Joziasse, Jannetje Joziasse, Izaak
Joziasse, Maatje Joziasse, Johanna Joziasse-Kluijfhout, Abraham Joziasse (ZA Fotocollectie Vlissingen, nr 2967)
De regionale cijfers voor Zeeland en naaste
omgeving suggereren in eerste instantie een
'Hollandse' invloed: hoe noordelijker, hoe minder
inwoning in 1859 en een grotere afname sinds
1807. De cijfers voor de aangrenzende gebieden
in Zuid-Holland en Noord-Brabant, overigens
eveneens gespecialiseerd in meekrap, sluiten aan
bij het gebied met weinig inwonende knechts in
Noord-Zeeland. Kenner van de streekgeschiedenis
Nico Delst uit Zonnemaire veronderstelt dat deze
werd veroorzaakt door 'verburgerlijking' van
de welgestelde boerenfamilies in de rijke jaren
vanaf 1850. 'De boerin wilde geen vreemden
meer in huis. Vanaf die tijd dateren ook de eerste
knechtswoningen naast de boerderij. Alles wijst
op een veranderde kijk op het leven. Gelijk
gezinden zochten elkaar op in het verenigings
leven.' Delst wijst erop dat de boerderijen in
Schouwen-Duiveland vanaf het midden van de
negentiende eeuw in transportakten ook namen
begonnen te dragen, wat een relatie kan hebben
gehad met de status van de bewoners, die dus
hoger werd. Ook anderen hebben erop gewezen
dat het beëindigen van het inwonen in de loop
van deze eeuw een mentaliteitskwestie was.
In navolging van de burgercultuur begon men
'het moderne gezin' als model te zien, met 'de
huiselijkheid, beslotenheid tussen vier muren
waar voor anderen eigenlijk geen plaats was.'15
Overflakkee 11,1
Schouwen-Duiveland 13,8
Tholen 11,4
Noord-Beveland 16,1
Zuid-Beveland 17,4
Walcheren 24,6
Zeeuws-Vlaanderen 21,8
noordwestelijk Brabant 14,0
Tabel 4. Mannelijke inwonende niet-verwanten per 100
gezinnen in de volkstelling van 1859, plattelandsgemeenten
Godsdienstige verschillen speelden denkelijk
mee bij het al dan niet inwonen van personeel.
In de rooms-katholieke oostelijke grensstreek van
128
Inwonend personee