fcuZ-.
8
de Kop van Schouwen
De veenlaag (in twee delen die vroeger één geheel vormden) in
de Nieuwe Westerse Laagte uitgeprepareerd door winderosie.
Foto Bert van der Valk. Onder het veenprofiel ligt het
hoogstrand van de uitbouwende kust, de gebleekte zanden
onderin het profiel.
Veenprofiel in de Nieuwe Westerse Laagte met tanden/kiezen
van een jonge bruine beer (2018). Foto Bert van der Valk.
speurder had in 1995 in de Westerse Laagte
een bronzen onderdeel van een stijgbeugel met
windlak gevonden. De Anglo-Scandinavische
versieringsstijl ervan stamde uit 1000-1050. Deze
metalen voorwerpen zijn belangrijk vanwege hun
datering. Bijzonder was ook de vondst van een
benen oesdop gemaakt van bot (onderdeel van
paardentuig).
Zeer bijzonder bleek de ontdekking van een
veenpakket aan de voet van een hoog duin
aan de noordkant van de Nieuwe Westerse
Laagte. In 2008 kwam het tevoorschijn als
een dunne veenlaag in de duinwand. Tien jaar
later lag het door differentiële winderosie in
twee delen bijna een meter boven de inmiddels
verlaagde omgeving. Door vertrapping van vee
en verdroging erodeerde het steeds verder. Dit
gecomprimeerde zandige veen van 10 centimeter
dik was ontstaan in een duinplas in de 3e-
4e eeuw. Het gevonden stuifmeel wees op het
voorkomen van wilg, els, lijsterbes, berk en eik.
De vele stukken gewei van edelhert bleken afval
van menselijke arbeid. Er zaten kapsporen op en
dat wees op het maken van gebruiksvoorwerpen
als kammen. Het gewei is C14-gedateerd in de
5e-6e eeuw. In de tweede helft van de 6e eeuw
raakte het meertje overstoven.
Echt spectaculair waren vanaf 2015 vondsten
van een jonge bruine beer in datzelfde veentje,
namelijk de linker voorpoot en voet, en delen
van de schedel met tanden en kiezen. De C14-
datering kwam uit op de 3e-4e eeuw, dus in
de laat-romeinse tijd, tijdens het begin van
de veenvorming. Al eerder in 1932 was door
Hubregtse een doorboorde berentand op het
strand bij paal 14 gevonden (niet gedateerd). Uit
het veen kwamen ook resten van otter, hond en
wild zwijn. Alle genoemde dieren (behalve de
hond), werden bejaagd. Het is goed mogelijk, dat
zowel de herten als de bruine beer een lokale
herkomst hebben. Uit de pollenanalyse bleek het
natuurlijk karakter van het duinmeertje, zonder
menselijke invloed. De omgeving had een zekere
uitgestrektheid en ongestoordheid: een ‘wildernis’
met struiken en hier en daar eiken.
Naast veldwerk in de Meeuwenduinen werd ook
onderzoek gedaan naar het legaat Hubregtse
in beheer bij het Zeeuws Genootschap. Aagje
Feldbrugge, conservator archeologie, bezorgde
ons digitale kopieën van de vondstkaarten die P.J.
van der Feen in 1947 en 1948 maakte toen hij de
211 pakketten met vondstzakken openmaakte en
beschreef.
Schoolmeester Hubregtse werd bij het begin
van speurtochten in de duinen geconfronteerd
met een enorm gebied. Hoe moest hij zijn vond
sten documenteren? Aanvankelijk gebruikte hij
duintoppen (‘hillen’) in de zeereep als oriëntatie.
Vermoedelijk na het bezoek van Holwerda in
1917 maakte Hubregtse een schetskaart met
kleine en grote duinvalleien die hij een code
gaf met hoofdletters. Dal A lag bij de vervallen
eendenkooi in de Westerse Laagte, dal Z bij
Westenschouwen. Horizontale streepjes stonden
De stuifvalleien van Hubregtse en de AWN op één
kaart
archeologie van
Geologie en
'V'W-jSb».1 "‘‘r
‘Ju’