Een slagzin voor Zeeland J. (Jaap) Toorenaar Geloofwaardiger door ‘factieve’ werkwoorden. Taal is een gevaarlijk goedje 12 Een slagzin voor Zeeland Dit tijdschrift heet ‘Zeeland’. Eigenlijk niet zo’n bijzondere naam, want die naam is wel heel weinig onderscheidend. Als je erover spreekt moet je altijd wel iets toelichten: dat is het blad van het Zeeuws Genootschap of iets anders om de relatie van de naam met de inhoud te verduidelijken. Een goede naam vinden is heel lastig, net als een goede reclameslogan bedenken. Kent Jaap Toorenaar, reclameman en Zeeuw van geboorte, een onvergetelijke slagzin voor onze provincie? Als tekstschrijver ben ik gefascineerd, misschien zelfs geobsedeerd, door taal. Taal is een gevaarlijk goedje, denk ik vaak. Het leidt ons en misleidt ons soms. In de troonrede van 2013 introduceerde Willem-Alexander de participatiesamenleving en onze columnisten raakten niet uitgeschreven over deze belangrijke wending in de vaderlandse geschiedenis. Na de verzorgingsstaat moesten burgers nu ook zelf dingen gaan doen, welke bleef onduidelijk. Vandaag hoor je bijna niemand meer over de participatiesamenleving. Het is ook een idioot begrip, Adam en Eva moesten al participeren in hun samenleving want er moesten in het paradijs appels worden geplukt. Nieuwe woorden veroorzaken vaak verwar ring. Normaal verwijzen ze naar nieuwe ver schijnselen, maar lang niet altijd. Minister Margreeth de Boer liet in 1997 onthaasting uit haar mond vallen. Menigeen zag meteen een nieuwe trend, nu kom je het zelden meer tegen. ‘Geef mensen een nieuw woord, en ze denken met een nieuw feit te maken te hebben’, las ik eens in De Volkskrant (1-11-2021). Maar ook oude woorden veroorzaken pro blemen. ‘Wat is de zin van het leven?’ Wie van ons is nooit gekweld door die vraag? Ik op mijn zestiende al, maar achteraf denk ik dat de taal me heeft beetgenomen. Wat betekent zin? Het is een magisch, onduidelijk, verwarrend begrip. Wat is de zin van onze planeet? Wat is de zin van een olifant? Geen idee, ook omdat ik niet weet wat ik met zin aan moet. Pas ook op voor de halve waarheden. ‘Elke mens is uniek.’ Dat klopt, maar hoe uniek? We zijn unieke grassprieten in een groot weiland en worden allemaal verslonden door een koe. Woorden zijn zaklantaarns waarmee je iets van één kant kunt belichten. ‘De wereld verandert.’ Ja, maar er verandert ook heel veel niet. Het wordt gebruikt om een gewenste verandering te rechtvaardigen, waar anderen wellicht anders over denken. De taal stuurt ons allerlei kanten op, soms onge merkt. Zo kunnen we de overredingskracht van een boodschap vergroten door aan de formulering te sleutelen. Stel, ik wil u ervan overtuigen dat mijn broer niet deugt. Dan kan ik het volgende zeggen: ‘Ik weet heel zeker dat mijn broer niet deugt.’ Maar ook: ‘Ik vind het heel jammer dat mijn broer niet deugt.’ Wanneer gelooft u me eerder? Na de tweede zin! In het taalgebruik van de voormalige minister-president Wim Kok viel me ooit iets op. Hij zei zelden: ‘Ik ben tot de conclusie gekomen dat we (het is maar een voorbeeld) de belastingen moeten verlagen.’ Veel vaker gebruikte hij: ‘Ik ben tot het inzicht gekomen dat we de belastingen moeten verlagen.’ Waarom overtuigt ook nu de tweede zin ons meer? Omdat ‘jammer vinden’ of ‘betreuren’ factieve werkwoorden zijn, net als ‘tot het inzicht komen’ of ‘beseffen’. Het zijn woorden die een feit, een ‘fact’, impliceren en aankondigen. Hoe herken je ze? Als je de hoofdzin ontkennend maakt, blijft de boodschap in de bijzin recht overeind staan. Als ik het niet jammer vind dat mijn broer niet deugt, blijft het toch een slechterik. Als Kok niet tot het inzicht was gekomen dat de belastingen verlaagd moesten worden, was een belastingverlaging noodzakelijk gebleven. Met factieve werkwoorden wordt je verhaal eerder geloofd.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2022 | | pagina 14