40 Boekbesprekingen die tochten, alsook de door hem verrichte studies inzake terreingebruik, voorkomen en van gedrag van vogels vonden plaats in de noordelijke Delta. Veel van zijn waarnemingen legde hij vast in artikelen. Ook schreef hij verschillende boeken en werkte hij mee aan publicaties. Hij vervulde bestuursfuncties binnen verschillende vogelaarsclubs en maakte deel uit van tijdschriftredacties. Scheldewater met dreiging van metafysische betekenissen De Westerschelde is een van de grootste rivier mondingen van Europa en hoort bij ‘s werelds drukst bevaren wateren: ze speelt een rol op het maritieme wereldtoneel! Met haar oorlogs verleden, hindernissen die passage van schepen bemoeilijken, en strijd rondom haar toekomst, mag ze een dramatisch ‘personage’ heten; zij levert dus ook verhalen én metaforen van formaat. Dichter André van der Veeke (Rotterdam, 1947, wonende in Terneuzen) voerde haar in zijn vorige bundels meermaals op, maar in zijn nieuwste, Het schuimspoor van het onbereikbare, is de Westerschelde in alle 39 gedichten aanwezig: ze krijgt mythische dimensies; hij is ‘haar dichter’. Het eerste gedicht zet meteen de toon, vertelt de lezer dat het hier niet gaat om eenduidige impressies van een woordschilder: ‘Wacht - wacht op me tot ik voorbij vaar/ Je zal me niet zien, ik heb geen gezicht/ geen gestalte van betekenis’. De spreker is niét de dichter; hij stuurt de lezer van zichzelf vandaan, naar intrigerende spook schepen, titanische containerschepen, rusteloos zeebestaan, drenkelingen, en ook daaraan voorbij. Dit is in de hele bundel consequent het geval. De gedichten nemen de lezer mee naar de wereld van anonieme waarnemers op de wal, de scheepsspotters, die even hongerig als geduldig wachten tot ze de naderende silhouetten kunnen identificeren aan de hand van vlaggen en namen. De dichter is een van hen; een gewichtiger plaats eist hij niet op. Verschillende namen komen in de gedichten voorbij, en ja, deze schepen bestaan! Zoals deze: ‘Toen de Jupiter van de China Shipping Line/ eindelijk vastliep in de bocht bij Bath’. Op internet vind je ze allemaal terug, met hun maten, bouwjaar en waar ze voor het laatst zijn gespot. Die namen zijn in gedichten als muzieknoten. De mannen leggen de schepen op foto’s vast, ‘Elkaar fotograferen ze nooit, bevroren/ voor de grijsblauwe kleuren van de Schelde// Ze zoeken houvast bij hun maritieme religie,/ bij het schuimspoor van het onbereikbare’. De materiële realiteit contrasteert met de schimmen van hun obsessie; die twee werkelijkheden raken elkaar nooit écht. Dit kijken, deze tijd van wachten omsluit hun verlangen. De gedichten gaan over hoop, beantwoord met wat op afstand opdaagt en voorbijvaart. De objecten van hun verlangen bevinden zich op het water van de Westerschelde - en in de zinnen die de dichter aaneensluit; dichterbij kan hij niet komen. De dichter kiest bewust voor de positie van waarnemer en treedt niet persoonlijk naar voren: we lezen geen anek dotes, geen bekentenissen, geen handelingen, geen pathetiek, die de sfeer van deze tussen wereld verstoren. André van der Veeke, Schuimspoor van het onbereikbare, uitg. Liverse, Dordrecht 2022, ISBN 9789492519399, 48 p.p. 11,95)

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2022 | | pagina 42