Warren als bewonderaar Warren als vogelaar 46 Boekbesprekingen Warren was zeer onder de indruk van ‘Nederlands grootste natuurbeschermer en -verteller’ Jac.P.. Thijsse. Dat nam naar mijn mening nogal dweperige en opdringerige vormen aan, getuige zijn dagboekaantekening van 1 maart 1943: ‘Mijn hoogste verlangen is dat dr. Thijsse me deze zomer eens een paar dagen te logeren vraagt, dat ik een paar dagen vlak bij hem kan zijn Ik bewonder hem van de spits van zijn schoenen tot aan de topjes van zijn kort geknipt grijs haar boven z’n glundergezicht Het is een heerlijk, een prachtig mens, de mooiste mens wel, die ik ken, of die ik me kan voorstellen’. Thijsse kon op aanstekelijke wijze verhalen over zijn natuurbelevenissen. Onder meer in het mede door hem in 1896 opgerichte tijdschrift ‘De Levende Natuur’, waaraan Warren in 1941 -toen nog net geen 20 jaar oud- zijn eerste bijdrage zond. Hij toonde zich gecharmeerd door de verteltrant van Warren, ze correspondeerden regelmatig en Warren bezocht hem enkele malen thuis (zonder logeerpartij overigens!). Thijsse (1865-1945) was al sedert de oprichting hoofdredacteur van het blad en dacht kennelijk in de vroege oorlogsjaren al na over zijn opvolging. Regelmatig valt in publicaties de naam van Warren als zijn ‘mogelijke’, ‘beoogde’ en zelfs ‘gedoodverfde’ opvolger. Jacobusse stelt dat het idee dat Thijsse Warren als opvolger zag van Warren zelf afkomstig was. In een interview in de PZC van 13 september 1996 zegt Warren dat hij ‘bijna een tweede Jac. P. Thijsse was geworden’: hij had gehoord dat er in het archief van Thijsse een brief was gevonden waarin deze hem als opvolger noemde. Jacobusse is op zoek gegaan naar die brief bij Marga Coesèl, die een bloemlezing samenstelde van brieven uit de nalatenschap van Thijsse. Zij Maar wellicht werd Warren meer door zelfinzicht gedreven toen hij met schilderen stopte, want zo zei hij in een interview: ‘Maar als ik schilderde kreeg ik nooit datgene wat ik voor mij zag’ liet hem weten dat zij een dergelijk brief niet heeft gevonden, maar wel een waarin Thijsse Warren ‘een van onze beste aankomelingen’ noemt. Warren verkoos dus uiteindelijk het professionele literator-schrijverschap boven een amateurstatus op het gebied van natuurbeleving. Wat betreft de zielsverwantschap tussen Thijsse en Warren: die bestond ongetwijfeld maar vertaalde zich niet in een hoofdredacteurschap van ‘De Levende Natuur’. Dat werd Niko Tinbergen (in 1973 Nobelprijswinnaar Geneeskunde). In 1948 verscheen in ‘Ardea’, het tijdschrift van de Nederlandse Ornithologische Unie, een ca 40 pagina’s tellend artikel, getiteld ‘Avifauna van Zuid-Beveland’. Warren was daarvan mede auteur, samen met D.A. Vleugel en G.F. Wilmink. Het was de eerste avifauna van een Zeeuwse regio en ook de eerste die het voorkomen van vogels relateerde aan biotopen. Jacobusse ziet daarin ‘een fantastische mogelijkheid om te zien wat er zoal veranderd is en om die veranderingen te duiden’. Voor de broedvogels beziet hij de status van de in de Avifauna als ‘algemeen’ aangeduide soorten. De auteurs daarvan hebben binnen ‘het boerenland’ drie landschapstypen onderscheiden: akkerland (20.000 ha), grasland (8.500 ha) en tuingrond (1.500 ha). Zij hebben echter de binnen deze landschapstypen voorkomende biotopen niet in ha gekwantificeerd, waardoor het nu alsnog herleiden tot aantallen broedparen niet goed mogelijk is. Voor de broedvogels beziet hij de status van de in de Avifauna als ‘algemeen’ aangeduide soorten. Die kwamen volgens de auteurs van de Avifauna destijds - in een voor betreffende soort geschikt biotoop - voor in een dichtheid van minimaal 1 paar per hectare (100 per km2!). Ik merk op dat dit een gevoelsmatige aanname moet betreffen; er liggen zeker geen systematische inventarisaties aan ten grondslag. Het leidt dan ook tot nauwelijks voorstelbare dichtheden van

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland | 2022 | | pagina 48