Kluut
Een verklaring voor dit verschil in voor
komen is niet bekend. Mogelijk hangt
het samen met een verschillende
levenswijze van de larven. De larven
hebben een aquatische levenswijze, en
kunnen waarschijnlijk, gezien het voor
komen van de volwassen dieren, in
brak-zout water overleven. In Engeland
en Denemarken zijn larven gevonden
onder rottend zeewier. De Kustvlekoog
is de enige zweeivlieg waarvan bekend
is dat in Nederland ook de mannetjes
als volwassen vlieg kunnen overwinte
ren. In maart en april kunnen zowel de
mannetjes als de vrouwtjes foeragerend
op wilgenkatjes worden aangetroffen.
Later vliegen de dieren op veel verschil
lende planten om van de nectar en het
stuifmeel te eten. De soort heeft in
Nederland en België twee generaties.
De eerste generatie vliegt van half-maart
tot eind-mei. De tweede generatie vliegt
van begin-juni tot begin-oktober. Deze
tweede generatie is duidelijk groter dan
de eerste generatie.
De levenswijze van de andere typisch
Zeeuwse zweefvliegen is geheel anders.
Sphaerophoria rueppelli en Platycheirus
immarginatus komen langs de kust op
dezelfde plaatsen voor, maar zijn in het
binnenland ook regelmatig aan te tref
fen. De larven leven van bladluizen. De
vierde soort, Eutnerus sogdianus, is een
soort die vooral op en langs akkers is
aan te treffen. De larven leven in bollen
en knollen, zoals uien en aardappels. Bij
deze soorten is van een binding aan
zout water natuurlijk geen sprake.
Mogelijk is met name het mildere kli
maat langs de kust een belangrijke fac
tor in de verspreiding.
W.v.S.
Recurvirostra avosetta
De Kluut is een gemakkelijk te her
kennen steltloper door zijn zwart
witte verenkleed, zijn loodgrijze lange
poten, en zijn opgewipte snavel. Aan
die snavel heeft de kluut ook zijn
wetenschappelijke naam te danken
want recurvirostra staat voor kromme
snavel. De naam die we de vogel in
Nederland hebben gegeven, heeft onge
twijfeld te maken met het geluid dat de
vogel voortbrengt: hij roept voortdu
rend zijn eigen naam (een hoog fluitend
kliep of kluut).
We treffen de Kluut voornamelijk aan
langs ondiep water met een slikachtige
bodem. Daar zoekt hij zijn voedsel
waarbij de opgewipte snavel met name
bij het voedsel zoeken in zacht slik goed
bruikbaar is. Met een maaiende bewe
ging wordt dierlijk voedsel (borstelwor-
Kustvlekoog
181