Het ligt voor de hand dat Bergeenden
vooral te vinden zijn waar zowel slikken
voorkomen (om te foerageren) als duin
gebieden (met konijnenholen om te
broeden). De kustgebieden van Neder
land scoren goed in dit opzicht. De
Bergeend is hier een talrijke broedvogel
en een zeer talrijke wintergast. Het
Waddengebied, maar ook Zeeland
vormt een belangrijk leefgebied.
Aan het eind van de zomer breekt voor
veel soorten de rui aan, waarbij het
zomerkleed ingeruild wordt voor een
vaak minder opvallend winterkleed.
Ook de Bergeend ruit, maar er zijn
merkwaardig genoeg nauwelijks ver
schillen tussen zomer- en winterkleed.
Wel verliezen Bergeenden tijdens de
nazomerrui gelijktijdig alle slagpennen,
waardoor ze enige weken niet kunnen
vliegen. Het overgrote deel van de
West-Europese populatie ruit in de
Duitse Waddenzee bij de Elbe-mon-
ding. Lange tijd is deze plek onbekend
gebleven. De manier waarop het
bekend werd is nogal treurig: dat
gebeurde toen er duizenden dode
Bergeenden aanspoelden na proefbom-
bardementen van de Engelse lucht
macht in de jaren '50. Er zijn slechts
weinig andere ruigebieden bekend,
maar één ervan is de Westerschelde.
Hier ruien jaarlijks enkele duizenden
Bergeenden op en rond de centrale pla
ten, die begrensd worden door diepe
geulen. De grootste concentraties zijn te
vinden rond de Hooge Platen en de
Hooge Springer.
Hoewel Bergeenden 8 tot 12 eieren leg
gen, is het niet ongebruikelijk om in de
nazomer ouderparen te zien met wel
tien keer zoveel jongen. Dit zijn zoge
naamde crèches. De naam Bergeend
zou hiervan afgeleid kunnen zijn, wan
neer onder het woord 'bergen' wordt
verstaan het 'onder de hoede nemen'
van de jongen. Anderen menen dat de
naam is afgeleid van het verbergen van
het nest.
H.S.
sluiten zich aaneen
tot een crèche
74