BESCHERMING VAN ZOOGDIEREN door Luciën Calle m.m.v. John van Vliet Inleiding Bescherming van natuurwaarden is belangrijk. Dat geldt ui teraard ook voor de bescherming van zoogdieren. Konijnen, muizen en ratten komen in behoorlijke aantallen voor en worden niet in hun voortbestaan bedreigd. Integendeel, soms veroorzaken ze overlast en daarom willen we graag dat ze bestreden worden. Maar de soorten die kwetsbaar en zeld zaam zijn zien we vaak niet. Juist omdat ze bijna niet meer in ons land voorkomen. Veranderingen in ons grondgebruik, de inrichting van ons landschap en van de steden: veel soorten vinden geen geschikte leefgebieden meer. Voor vleermuizen zijn steeds minder geschikte prooidieren en verblijfplaatsen te vinden, de noordse woelmuis en de veldspitsmuis kunnen niet langer terecht in het strak getrokken agrarische land schap. Met het verdwijnen van soorten verarmt onze natuur en daarmee onze eigen leefomgeving. Zonder vleermuizen worden de nachten minder spannend, zonder reeën worden de bossen maar saai. Als soorten verdwijnen, gaat er vaak een hele leefgemeenschap verloren. Met het schaars worden van spitsmuizen vindt de kerkuil immers steeds minder prooidie ren, waardoor een hele voedselketen ineen stort. Zoogdieren moeten juridisch, maar ook door een goed beheer worden beschermd. In de volgende paragrafen wordt beschreven hoe de juridische bescherming van zoogdieren geregeld is, daarna volgt een overzicht van het praktische beheer. Geschiedenis Eeuwen geleden hadden mensen wel andere zaken aan het hoofd, dan het beschermen van zoogdieren. Dieren werden bejaagd, omdat ze gevaarlijk waren, of om ze te eten. Pas toen er een adel ontstond, die zich het recht op jacht toe-eigende, werden de te bejagen dieren beschermd. Door biotoopvernie tiging en jacht ging de stand van veel zoogdieren achteruit, en sommige soorten verdwenen zelfs uit ons land. In 1880 werden dieren voor het eerst beschermd in de 'Nuttige Die- renwet'. In de Jachtwet van 1923 werd naast het belang voor de jagers ook het belang van de boeren meegewogen. Pas in de Jachtwet van 1954 werd ook de bescherming van de zoogdier soorten opgenomen, met als motief het behoud van de dieren zelf. De Flora- en Faunawet 2002 houdt rekening met de in trinsieke waarde voor het dier. Dit houdt in dat naast de soort, ook het individu beschermd wordt. Met het van kracht worden van de Natuurbeschermingswet in 1968 werd naast het be schermen van soorten, voor het eerst ook de bescherming van leefgebieden van kracht. Hedendaagse bescherming Een groot deel van de Nederlandse planten en dieren is nu wet telijk beschermd. Het betekent dat het niet is toegestaan om ze te doden, verwonden of te verstoren, tenzij daar belangrijke redenen voor zijn. De bescherming van die soorten is vastge legd in wetten als Flora- en Faunawet en Natuurbeschermings wet. Alle inheemse zoogdieren, vogels, amfibieën en reptielen zijn beschermd, net als een groot aantal planten, een beperkt aantal insecten en enkele weekdieren. Maar al komen alle zoogdieren in Nederland in aanmerking voor bescherming, die beschermde status verschilt sterk per soort. De wetgever heeft bepaald dat er soorten zijn die meer beschermd zijn dan an dere. De wetgeving kent verschillende categorieën. Zo valt een konijn in de lichtste categorie waarop zoveel vrijstellingen van toepassing zijn dat het dier zijn leven niet meer zeker is. Voor de noordse woelmuis daarentegen is de bescherming zo strikt dat hem, althans in theorie, niets gebeuren kan. Een groot deel van de verschillen is voor de hand liggend: sommige diersoorten komen zeer algemeen voor en worden in hun voortbestaan niet bedreigd. Andere soorten zijn uitermate zeldzaam en dreigen uit ons land te verdwijnen. Ook kunnen bij ons algemeen voor komende soorten op Europese schaal toch zeldzaam zijn. Die soorten genieten dan een extra bescherming op grond van de Europese Habitatrichtlijn. Onder de in Nederland voorkomende zoogdieren zijn er bovendien een paar die helemaal niet be schermd zijn. Het betreft dan in het verleden geïntroduceerde 'exoten' als de muskusrat, beverrat en de grondeekhoorn. De huidige Nederlandse natuurwetgeving stoelt op internatio nale verdragen en heeft als doel de achteruitgang van de bio diversiteit te stoppen (vóór 2010). Er zijn heel wat wetten die de bescherming regelen. We geven hieronder een kort overzicht van de voornaamste wetten: - Natuurbeschermingswet 1998 - Habitatrichtlijn 1992 - Natura 2000 - Flora- en Faunawet 2002 Natuurbeschermingswet 1998 Soorten worden niet alleen op grond van hun zeldzaamheid beschermd. Zij kunnen ook karakteristiek zijn voor een natuur gebied. Vooral de soorten die al eén Europese bescherming ge nieten via de Habitatrichtlijn profiteren daarvan. In Nederland zijn verschillende gebieden als natuurgebied aangewezen, ook omdat er Europees beschermde zoogdieren voorkomen. Zee land kent maar enkele zoogdiersoorten op grond waarvan ge bieden zich mede kwalificeren voor Natura 2000. Het betreft dan uitsluitend de noordse woelmuis en de gewone zeehond. De noordse woelmuis is zo bijzonder dat verschillende Zeeuwse gebieden in aanmerking kwamen. Het gaat om de Kop van Schouwen, het Veerse Meer en de Grevelingen. De Wester- schelde en Voordelta, Oosterschelde, zijn mede aangewezen voor de gewone zeehond. De juridische bescherming van deze gebieden en de soorten daarin, wordt geregeld in de Natuurbe schermingswet 1998 (NB Wet), waarbij het jaar staat voor het jaar waarin deze wet is vastgesteld door het parlement. Habitatrichtlijn 1992 De Habitatrichtlijn (als evenknie van de Vogelrichtlijn be schermt zowel natuurgebieden als soorten (anders dan vo gels). De Habitatrichtlijngebieden zijn later opgenomen in Natura 2000. 40 Fauna Zcelandtca

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Landschap - Fauna Zeelandica | 2011 | | pagina 44