BRIEF. 73 de Gentsche gemeenebest-mannen was ingebragt. Niets toch was eigenaardiger dan zich te verdedigen of inge wikkeld te doen regtvaardigen ter plaatsewaar men beschuldigd werddoor namelijk aldaar in het midden te brengenhetzij met een enkel algemeen woord in schrifthetzij mondeling meer uitvoerig wat men no pens het gedrag van den aanklager zeiven had aan te merken. Doch ook zonder deze bijzondere aanleidingwas het ten anderen zeer natuurlijkdat men zich met zijn verzoek tot de Staten van Holland en Zeeland rigtte naardien dezen het best in staat waren om te kun nen, waarschijnlijk ook het meest bereid zijn zouden, om te willen helpen. Immers waren de genoemde Staten verreweg de meestvermogenden door aanzien en middelen. Duidelijk toch blijkt zulks reeds hier uit dat zij bij de Pacificatie van Genten tijdens de Unie van Utrechtals ecne magt op zichzelven ston den, die met de overige landschappen als partij ter andere zijde een verbond slotenvoorts uit hunne verklaring bij het voortzetten van den oorlog tegen don Jan, toen zij op zich namenniet alleen hunne eigene bezettingen en een genoegzaam getal oorlog schepen te zullen onderhouden maar ook bovendien nog ten behoeve van de generaliteit te zullen betalen vijf-en-twintig vaandelen voetvolkelk van tweehon derd man en honderd ruiters (22); alsmede uit zoo vele proeven van werkelijk verleenden bijstand op verschillende aanvragen en van veelzijdigen hoogstge-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 141