•brief. 81 cn ge- ende op den zes ent t Zync q Gon- m Hoi- meffens le Sta- offitien Colle- ende ele, te gde de lanstel- :n Zee- tot alle de keu zouden rinchem nd an- af J an lagaan, zijnen lie tus- racktig nu en rerijde- iem en ebe hoeft hier niet vermeld te worden. Genoeg zij het ter dezer plaatse slechts te hebben opgemerktdat de prins thans bijzonder belang had bij de goede gezind heid der genoemde Staten jegens hem, en dat de Her vormden in Vlaanderen die door hunne Zeeuwsche vrienden waarschijnlijk wel zullen vernomen hebben wat van Vosberghen uit Gorinchem aan den magistraat der stad Verenopens Oranje's verlan gen geschreven hadhet ook almede daarom nu een hoogst gelukkig tijdstip achtten om, door middel van Hollands en Zeelands Staten op den prins te werken, ten einde dienmogt het zijnmeer in hunnen geest te doen handelen. Ja deze en al de overige rede nen die hier zijn aangevoerdzullen het wel voor een ieder begrijpelijk makenwaarom de onderteeke naars van dezen brief zich met hun beklag over Willem I bepaaldelijk tot de reeds meermalen ge noemde Staten wendden en van dezen de begeerde ondersteuning het meest zullen verwacht hebben. Vraagt men nu: of aan liet verzoek, dat in dezen brief staat uitgedrukt, werkelijk voldaan is1 Of de Sta ten van Holland en Zeeland den prins tot de verlangde gezindheid vermaand en aan de magistraten hunner ste den geschreven hebben dat zij de Vlaamsche Hervormden met raad en daad zouden bijstaan 1 zoo valt het moeijelijk hierop stellig te antwoorden. Althans uit de archiven der Staten van Zeeland kan zulks niet 6.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 149