BRIEF.
93
de heerschende bleef in de overige gewestenzonder
dat de verkondiging van de leer der Hervormden in
deze laatsten uitdrukkelijk toegestaan of verboden
werd. En hoe luide sprak de laatstvermelde unie in
hun voordeelwaarbij de Roomschen met zoo vele
woorden beloofdenniet te zullen dulden dat de Her
vormden hetzij met woorden hetzij met daden belee-
digd of mishandeld werden, maar in vrede met hen
te willen leven en hen zelfs in hunne bescherming te
zullen nemen (53). Met hoeveel grond mogten dus de
Ylaamsche Gereformeerdendie nu in grooten getale
uit hunne ballingschap naar dit gewest waren weder
gekeerd zich met de hoop vleijendat hun onder
Matthias vaardig zou worden toegestaan, wat zij
van eenen trouwloozen don Jan van Oostenrijk niet
konden verwachten en waarvoor zij onder het schrik
bewind van den wreeden Al va, het vaderland had
den moeten verlaten; vooral wijl Oranje thans eigen
lijk het bestuur in handen had, die meermalen hunne
hulp en medewerking ingeroepensoms hunne driftig-
st^ aanvoerders meer of min gevleiden bij hunne
voortdurende verknochtheid aan zijnen persoonte mid
den der gevarendie hem van verre of van nabij be
dreigdeneen wezenlijk belang had. Inderdaad eenig-
zins verschoonlijk ik zou haast gezegd hebben eenig-
zins gegrond was het hevig misnoegen der vurige Her
vormden over 's prinsen aarzelen en weifelen, omtrent
hetgeen hij zonder den Roomschen misnoegen te ge
ven zou kunnen toestaanover zijn streven om hen
zoo als Broes (54) het op zijne eigenaardige wijze