100
AANTEEKENINGEN.
(i) I en opzigle van sommigen dezer ghedeputeerden aller gh ere form eer
de kercken in Vlaenderen zij het volgende aangemerkt
Alleen achter den naam van Petrus Datiieen staat niet vermeld,
waar hij destijds' Predikant was. Trouwens het was den Staten ten
volle bekendwaar de mandie aan de spitse der Nederlandsche Her
vormden stond, in den aanvang van 1579 het predikambt vervulde.
Iloe ten onregte op de lijst der Utrechtsche Predikantenachter het
Utrechtsche Passieboekje, vermeld staat: 1578 Petrus Datiieen
gest. 1590 even als ware hij ter dier stede gedurende die 12 jaren
vast Predikant geweest heeft o. a. de Hoogl. Royaards in het Ne-
derl. Arch, voor kerk. gesch. D. VI. bl. 197 - 198, Aant. 2, overtuigend
bewezen. In het eerstgenoemde jaar moge hij er zich, na den afloop
der Synode te Dordrechteenigen tijd hebben opgehoudenhij vertrok
echter van daar weder naar Gent, waar hij, tijdens het schrijven van
dezen brief, onder de meest ijverende Predikanten geteld werd.
Michiel Panneel onderteekent zich niet gelijk de andere Leer-
aarsals Dienaar des woords tot of in maar uit naem van de ghe-
meente Chriati tot Brugghc. En dat welwijl hij Predikant te Middel-
burg was, doch thans slechts, naar de gewoonte en behoefte dier da-
genvoor eene wijle tijds aan de gemeente van Bruggo geleend. Intug-
sehen verdient het opmerkingdat ook hij onder de klagers over Wil-
lem I voorkomt, die, nog geene twee jaren geleden, alleen op her-
haalden en voor hem zeer vereerenden aandrang van den prins, door
den kerkeraad van Norwich aan de gemeente van Middelburg was af
gestaan.
Jan de Pourck was de eerste Leeraar der gemeente van Oostka-
pelle in Walcheren; kwam er welligt na de overgave van Gent; arbeidde
er althans reeds in 1584, en bevond er zich nog in 1595.
J- Arcerius. Aangaande dezen niet onberoemden Leeraar vindt
men het een en ander aangeteckend bij Ypey en Dermout Gesch. van
deHerv. Christ, kerk in Nederland, D. II, van de Aant. bl. 100 en 101.
Ik heb er slechts aan toe te voegendat hij als hoogleeraar in het
Grieksch te Franeker overleed, den 21 Julij 1604. Is de meening van
de genoemde schrijvers dat Arcerius meer de gevoelens van Zwin-
c.lius dan die van Calvyn was toegedaan gegrond dan treft het
ons tc meer, ook den naam van zulken man onder de onderleekcnarea
van dezen brief te lezen,