IN TAALEIGEN.
127
De zachtlange e wordt in sommige woorden kort uit
gesproken bijna als stond er eene i in de plaats. Zoo
wordt preekt, gepreekt, veranderd in prikt, (g) e p r i k t,
steelctïn stikt, neemt in nimt, sleept in slipt, weet'm
wit. Dit is echter geen regel, maar uitzondering.
Gelijk de zachtlange o in kookt kort wordt (kokt),
zóó vindt hetzelfde plaats ten aanzien der hardlange
wanneer zij komt vóór pt. Dooptgedooptkoopt
hopt, opgehoopt, wordt dus dopt, gedopt, kopt,
lopt, opëgopt.
Eindelijk is de gewoonte even veelvuldig in Zuid-
Bevelcmd als in Vlaanderenom de onbepaalde wijze
der werkwoorden met eene e te verlengen. Zoo hoort
men bestendig de telkens wederkomende woorden doe-
ne, ziene, wetene enz. Opmerkelijk is het ook,
dat even als in Vlaanderen het woordje te wordt weg
gelaten, als de infinitivus met een bijvoegelijk naam
woord verbonden wordt. Men zegt dus: diere om
levene, moêlik om doene enz.
Ziedaar mijne opmerkingen. Waarschijnlijk zal ik
mij wel hier of daar vergist hebben't welk men ge
lieve te verschoonen. Waarschijnlijk zal ook het me
degedeelde nog wel voor vermeerdering vatbaar zijn
waartoe ik desbevoegden zeer uitnoodig. Doch het
is vertrouw ikvoldoende om ons te overtuigen
dat er tusschen den Zuid-Bevelandschen en West-
Vlaamschen tongval eene opmerkelijke overeenkomst
is in woorden en spraakwendingen, die, zon
derling genoegin het aangrenzend Staats- Vlaanderen