170 AANTEEKENINGEN. zijn beide eerstgenoemden doorgegraven en gedeeltelijk afgeworpen en heeft ook de Noorddijk belangrijke veranderingen ondergaan by het uitbreiden der vestingwerken onder Coehoorn. (8) S tra da, II, p. m. 492, kon deswege schrijvenMunitioni situm praebuit insula ante urbem, campis ac Brugis obversa. Arcem in ea praevalidam excitaverantetplures submittere ex usu po- terat urbsis ponte insulae conjuncta." (9) Mijns inziens laat de verklaring, door den HoogL Bosscha, Ned. Heldend. te landD. I, bl. 281 van dezen naam gegeven, te wen- schen overig, hoezeer zij in de hoofdzaak met de mijne overeenstemt, ten minste tot hetzelfde besluit leidt. Ik meen dat alle spreekwijzen, waarin het woord bek voorkomtmoeten worden verklaard van het geen bij de vogels wordt waargenomen. Yan den tot bezwijkens toe uitgeputten die langer lust noch kracht bezit tot spijsgebruik zegt men dat hij bek af is maar van anderendat zij den bek overal in slaan (platter nog in alles den snoet (soms neus) stekenVoor deze laatsten is J^tek-af eene waarschuwing - een manum de tabula, - even als het bekende: hier liggen voetangels 1 (10) Hoe sterk die magt geweest zij, is niet met juistheid op te gevenvermits de mededeelingen der Spaansche schrijvers verschil len. S tra da spreekt van 45005000 voetknechten en 700 ruiters. Carnero verzekert, dat het leger bestond uit niet meer dan 6000 te voet en weinig ruiterij. Bentivoglio daarentegen gewaagt van 8000 man met eenige ruitery. Intusschen is ook nog de laatste op gave zeker te klein ten ware men aanneemtdat er alleen sprake is van de magt die in den beginne ontwikkeld werd, zonder de troe pen in rekening te brengen die verder bij het belegeringscorps wer den ingelijfd. Naar eene uitdrukking van Par ma zelf begroot men het verlies bij dit beleg aan de zijde der Spanjaardeu op ruim 40 of ficieren en ongeveer 4000 manschappen. (11) Kleine ruiterbenden onder eenen standaart, meest overeenko mende met onze compagniën of escadrons. (12) Clarus militari lande tribunus. Strado.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 242