184
EEN KOOPDAG.
Hij nam even een potlood, scheen iets uit te reke
nen mompelde een paar onverstaanbare woorden en
zeide snel
Achthonderdvijftig eenmaal, andermaal, niemand
meer dan
Ik bied negenhonderd voor eenen rijksdaal
der zeide de boer die niet aan het bod was.
Maar ditmaal scheen hem de notaris niet te hooren.
Niemand meer dan achthonderdvijftig' gulden
De boer herhaalde zijne aanbieding'maar te ver
geefs. De procuratiehouder in den boedel meende den
notaris op die aangeboden verhooging te moeten op
merkzaam makenmaar zweeg op eenen veelbeduiden-
den en gebeimzinnigcn wenk van dezen. Hij haalde
zijne schouders opnam eene cigaar uit zijnen ko
ker en zeide tot zijnen nevenman:
Daar begrijp ik niets van."
Het perceel werd toegewezen.
Iloe ver zou jij 't wel vervolgd hebben", zei
de de eerste assessor misschien wel tot duizend gul
den
„Wel tot tien en tot twintigduizend toe,"
zei de ander.
Ben je besneeuwd
Net zoo min als jij."
Maar nu begonnen ook anderen opmerkzaam te wor
den. En er ontstond een algemeen gelach toen bleek
waar niemand aan gedacht haddat het perceel in een
zoo onbeduidend klein strookje land bestonddat de
bieders het met vijftig gulden het gemet, eigenlijk met