222 J. ANTONIDES het toch welwat is alles van vroegeren tijd rijkso lide cossu. Maar onder die voorstanders van liet oude treffen wij velen aan, die geen enkel woord over hebben voor den letterkundigen roem onzer voor ouders, om de eenvoudige reden, dat de vruchten van hunnen geest weinig aantrekkelijks hebben voor de materialistische oudheids-vrienden van lateren tijd. De namen van Hooft, Vondel, en van enkele an deren blijven in het geheugen, al3 herinneringen van den schooltijd nu en dan door couranten-aankondi gingen opgewektmaar gelijk men ook slechts hunne namen kent, zoo wordt er aan anderen door velen nooit gedacht. Men moge zeggen: dat daaraan geene be hoefte is, omdat naar Salomo's woord, het boeken schrijven geen einde neemt dat het oudehoo_ goed in zich zelf, door het voortreffelijke van den nieuweren tijd verdrongen wordt; wij bejammeren die onbekend heid met zoovele bewijzen voor den alouden roem van ons vaderland. En terwijl wij hulde doen aan de po gingen van hen, die het nakroost voor verdere on dankbaarheid zoeken te bewaren uiten wij den wensch dat eene welbestuurde begeerte om wat oud maar voortreffelijk is te leeren kennen en waarderen meer algemeen moge worden onder onze beschaafde landgenootenzonder tot die uitersten te voerendie gelijk het in sommige opzigten dagelijks geschiedt, onbil lijk en onverdraagzaam maken jegens al wat nieuw is. De geëerde lezers van dit Jaarboekje zullen zich over deze inleiding niet verwonderen, als ik hun zeg, dat Joannes Antonides van der Goes, de man,

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 294