226 J. ANTONIDES toen schoolvoogd te Amsterdam, aantreffen. Misschien hadden zijne ouders wel gewenschtdat hij aan eene hoogeschool voor den geleerden stand wierde gevormd. Ben wensch die te natuurlijker wasomdat zich al vroeg hij grooten lust tot onderzoek vele begaafdheden in den jongeling ontwikkelden. Intusschen wijdde onze Antonides zich met ijver aan den hem aangewezen werkkring als apotheker; althans het schijnt moeite te hebben gekost om hem te bewegen dat hij zich van dien lastigen arbeid (3) zoude ontslaan en eene an dere zijne talenten meervoegende loopbaan kiezen. De aanleiding hiertoe was geene anderedan de ver maardheid die hij zichpas vierentwintig jaren oud door zijne dichtwerken had verworven. Naauwelijks was hij de Latijnsche taal magtig of hij beproefde zijne krachten in het zamenstellen van Latijnsche verzen. Broekhuizen, die zijnen aanleg daarvoor uit enkele proeven had leeren kennenmoedigde hem daar toe aanmaar als de schriften van Hooft de lief de tot zijne moedertaal bij hem hadden ontvlamd en Vondels poëzij hem in verrukking had gebragt voelde hij zich alras aangedreven om in Nederduitsche verzen zijne gedachten uit te storten. Tot zijne eer dient te worden gezegd, dat uit vele proeven zijne nederigheid blijkten dat hij verre was van dien dwa zen waan die den rijmelaar aan zijne dichterlijke talen ten doet gelooven. Hoogstraten toch schrijft van hem dat hij raadpleegde met geleerde mannen, beginnende met de vertaling der meesterstukken van O v id i us, H o r a t i u s en anderen zich op den zangberg niet

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1852 | | pagina 298