228
J. ANTONIDES
vader van Antonides zeide„het is zoo schoon,
dat ik er mijnen naam wel onder zetten wil."
Dan hoeveel schoons in dit werk gevonden werd
het werd ras in de schaduw gesteld door een uitvoe
riger gedichtdat hem eenen onsterfelijken naam heeft
verworven, de IJstroom geheeten. Teregt zegt van
Kampen daarvan: „het is een der beste die wij in
den beschrijvenden trant bezitten." Wij deelen later
daaruit eenige proeven mededie de algemeene opge
wondenheid over deze dichterlijke schoonheid regt-
vaardigen. Hier teekenen wij alleen aan dat dit zelfde
gedicht de aanleiding werd tot eene ongedachte lot
wisseling voor onzen dichter. Diederik Buise-
ro, een zeer vermogend man en groot voorstander
(schoon zwak beoefenaar) der poëzij duldde niet dat
een talent, als Antonides, langer in een' stand
werkzaam bleef, waarin hem bij vele hulpmiddelen de
tijd ontbrak, om zich naar lust en eisch aan zijne
dichterlijke oefeningen te wijden. Buisero stelde hem
in staat om naar Utrecht te gaan en zich daar op
de geneeskunst toe te leggen. Waarschijnlijk was het
dien edelen beschermer des jongelings meest te doen
om hem gelegenheid tot verdere en geleerde ontwik
keling te geventerwijl deze natuurlijk een vak koos
dat met zijne vroegere studiën verwant was. Het bleek
dan ook al spoedig, als Antonides met lof den
titel van doctor had verkregendat Buisero andere
plannen haddan hem andermaal aan eene slaafsche
betrekking over te geven. Hij moest zijnen begunstiger
overal vergezellen. Daardoor was hij in de gelegen-