■H
VAN DER GOES,
239
De Haze een fiere leeuw in 't Britsche zeegevecht,
Stont pal in 't woeden der gepreste waterhonden
Tot hem een kogel heeft vooruit naer God gezonden
Om wraek te vordren van 't geschonden waterregt.
Sta vreemdeling en zeg, tot glorie van de Zeeuwen,
Dat hier de Hazen zelfs veranderen in Leeuwen (li).
Wij voegen er nog een bijuit de velen op den
dood van de Euiter:
De dood ontzag het hart van Ruiter, om zijn moet,
Zy mikte welmaer gaf weer strax den moet verloren
Als juist haer 't voorbeelt van Achilles quam te voren
Dit 's inè Achilles, sprakze en trof hem in den voet (15)
Ofschoon wij eenigermate in verzoeking zijn om te
gelooven dat de beoefening der geneeskunde bij Anto-
nides meer middel van bestaan, dan lievelings-studie
is geweest, was hij toch zeer met de kunst ingenomen.
Reeds vermeldden wijdat hij met lof den doctoralen
graad had verkregenmaar zekerder blijkt het ons
uit enkele gedichten aan ervaren artsen of aan jeug
dige beoefenaren bij hunne promotie toegezongen.
Niet onverdienstelijk is zijne beschrijving van het
menschelijk ligchaam in he't gedicht aan den heer
van Solingen; schooner nog zijne schildering van
de koorts en eene dankzegging aan God na herstel
ling uit krankheid. En dat hij de schaduwzijde van
zijn vak ook al rijkelijk ondervondblijkt uit de vol
gende regels
De lijder ademt weèr met onbenaeude longen.
De koorts is op de vlucht. De wonden zyn geheelt.
Ik, die te voren heb de rol eens Gods gespeelt,
Toen ydle hoop van winst my steets wierde opgedrongen,