102 DE CHIRURGIJN. heeft den gevangene in dezer voege toegesproken: Het is maar al te zeker, dat uw bittere vijand, de bailjuw, niet rustzoolang hij niet geslaagd is om het doodvonnis over u te doen uitspreken. Tot bereiking van zijn doel spaart hij geene moeite. Val- sche beschuldigingen brengt hij inonwaarachtige getuigenissen koopt hij de wreedaardEn hij zal slagenwant ieder vreest hem. De tranen van het geliefde meisje doen wel den grijs aard aan, maar wekken toeh geen smartelijk gevoel in hem op. Met kalmte spreekt hij Laat hem begaandat de wil des Heeren ge schiedeAl wierd deze kerker voor mij ontsloten, iets dat ik alleen om uwentwil zou kunnen wenschen, dan zoudt gij toch nog slechts weinige jaren u ver heugen in het bezit van den ouden, weldra afgeleef- den man. En gij gelooft immers met mijdat het lijden des tegenwoordigen tijds niet te wegen is met de heerlijkheiddie geopenbaard zal worden? Toch wil ik nog eene poging in het werk stellen om u te behouden. Ik zal Eer gij voortgaat verklaar ik, dat zij nooit mijne goedkeuring erlangen zalindien zij niet eerlijk mogtzijn,en dat ik, ook dan als zij niet misdadig is, alleen haar niet afkeur, omdat ik u niet grieven wil. Ik ben tot sterven bereid. Ik zal de tusschenkomst van den hertog van Al va inroepen, hem herinneren aan zijne redding door u en aan zijne beloftetoen u gedaanen hem smeekendat hij nu niet zoo erkentelijkmaar zoo

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1853 | | pagina 168