J. MACQTJET. 121 naam echter niet moet doen denkendat de dichter zich hier op het veld der eigenlijk gezegde natuur kunde begeeft, en de waardij en eigenschappen dier wetenschap in tafereelen bezingtzoo als de titel wel zoude kunnen doen gelooven neende daarin voorkomende gedichten zijn meer van zedekundigen aard, in verband beschouwd met den natuurlijken aan leg en den aard der menschen. Daar dezelve slechts drie in getal zijn, willen wij de opschriften der ge dichten opgevenzij zijnBeschouwing der Godde lijke Goedheid voor den Mensch; Nut en Nadeel der Hartstogtenen Gedachten over het Zevental en de veranderingen die de mensch om het zevende jaar gebeuren. Tot eene proeve geven wij uit het tweede dichtstuk Nut en Nadeel der Hartstogten, de beschrijving, die de dichter van de Hoop gegeven heeft De hoopdie lauwers zoekten glorie wil bejagen Leert op het oorlogsveld al 't oorlogsleed verdragen. De hoop op rijke winst en veelvermogend goud Voert zeelieên onbevreesd langs 't ongestuime zout Leert aan een vreemde kust hen nieuwe reeden peilen; De koude in 't aangezigt door ijsgebergten zeilen, En landen zoeken waar 't naauwluisterend kompas Geen vasten streek meer houdt langs onbevaren plas. De hoop op eer en faam doet letterminnaars zwoegen, En t' moeijelijkste werk aanvangen met genoegen. De boerdoor zoete hoop op rijken oogst gevleid Ontziet geen hette of koude of zwaren arrebeid. Zij weet de levenskracht in aêr en spier te sterken, En leert het vocht op 't vastehet vaste op t' vloeibaar werken

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1853 | | pagina 187