154 EENE BLADZIJDE UIT Zoo trok .de kleine trein voorwaarts in de rigting van Amemuidenalwaar mengelijk geordonneerd wasde gildebroeders ontmoettediemet hunne banier en in dezelfde palloren als poorters van Mid delburg zich met eene deputatie rut de voetboog schutters aan den stoet aanslotenwaarna men we der in dezelfde orde terugkeerde naar de kapel der St. Janskerk te Middelburgom vóór alles Gods zegen af te smeeken. Aan de deur der kerk stonden aan beide zijden I tot aan het altaar eenige gezellen geschaard, met I brandende toortsen, tusschen welken men voorttrok tot I de voor ieder in en bij de kapel bestemde plaatsen. Het altaar was door den knape reeds 's morgens in de vroegte ontsloten, om het met frisch groen en al de sieradendie het gilde bezatte behangente mid den der kapel stond het beeld van den bescherm heilige den eerwaardigen Sebastiaanen hiernevens de conterfeitsels van andere heiligen; het outaer zelf was opgetooid met een prachtig fluweelen kleedter wijl de hierop geplaatste gouden altaarkelk en twee prachtige pullen, het geschenk van den tegenwoor- I digen koningfljnglinsterend tin werk, en hetgeen men I verder te dien tijde op de altaren der gilden gewoon was aan te treffen, eens ieders aandacht tot zich trok. De kommandeur van St. Jan deed zelf in zijn kostbaarste misgewaad de dienstterwijl de twee zingende missen en loven statig werden uitgevoerd door de zangers van Westmonster. Na afloop dezer plegtigheid keerde men terug naar het in de nabij-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1853 | | pagina 220