176 EEN BLIK OP stemmend. Zoo is hetklonk het uit den mond der boetelingen. Zijt gij dan gekomen vraagt andermaal de hoogleeraar der wetten, „om te verne men den wil en het bevel van den genoemden heer, uwen vorstop het voorzeideen wilt gij dezen wil en dat bevel hooren Weder klinkt het eenparig antwoord met gesmoorde zuchtenZóó is het Nederig smeeken wij, dat zich onze heer en vorst verwaardigeom zijn' wil en bevel omtrent het voor zegde onbeperkt te verkondigen en vast te stellen." Thans neemt de hoogleeraar zeker geschriftheft het op in zijne handverklaartdat daarin 's graven wil en bevel vervat is, en geeft het den notarissen ter lezing over. De misdaden," voegt hij er bij met het oog op de Mudenaarsdoor u begaanzijn uwen vorst ten hoogste tot droefheid. Maar voor ditmaal wil hij aflaten, tegen u, zijne onderdanen, met zóó groote strengheid van regt te handelenals gij in waarheid verdiend hadt. Met barmhartigheid en ontferming bewogen, zal hij zijn' wil en bevel, ten eeuwigen dage in acht te nemen, verkondigen, gebieden, vaststel len." Nu rijst de vorstvoor allen ten blijke, dat het hem met deze barmhartigheid ernst isop van zij nen zetel. Hij heft zijn' regterliand omhoog, en spreekt onder de diepste stilte dezen eed uitIk zweer dat ik als een goed heer en een waarachtig vorst re geren zal. Ik herstel mijne stad Mude in hare reg- tenen verbind allendie daar wonen of wonen zullen aan de regtspraak der stadsschepenenvoor de ge vallen daartoe behoorende, volgens de wet, vrijheden

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1853 | | pagina 242