SINT ANNA TEN VRIJE.
197
worden, vooral door die van Sluis, waar eene talrijke
bezetting lagwant krijgslieden kunnen over het al
gemeen niet geduldig aanzien, dat vreemden zich meer
aanmatigendan zij mogen.
Op den 11 Mei 1775 barstte het onweder, dat nu
meer dan zes-en-vijftig jaar gebroeid had, eensklaps
los. Wij zullen in het verhaal hiervan geene vorsten,
edellieden en prelaten zien optreden, maar met smok
kelaars en commiezen te doen krijgen. Behalve St. Anna
ten Vrije was er nog eene smalle strook gronds
die tot de parochie van Knokke behoorde en die
het fort St. Paul in zieh bevatte, aan de Staten ver
bleven, waardoor geheel de linker-oever van het Zwin
aan ons vaderland behoorde; en hier vooral schenen
die van Vlaanderen het regt van den sterksten te
kunnen doen gelden. De bakker Jakob Goor
hij woonde te Sluis aan de noordzijde der groot.e
markt, bijna in het midden had eenig graan op
vlaamschen bodem gekocht en doen overbrengen op
grondgebied, aan de Staten behoorende, met ontdui
king van regten, of in strijd met de wettenvan wege
het oostenrijksch bewind op den uitvoer van graan
bestaandezoodat de douanes van dat rijk zich in
hunne regten verkort vonden en meenden bevoegd te
zijnhetzelve van de plaatswaar het geborgen was
terug te halen. Zes commiezenwél gewapenddwon
gen de schippers van twee schuiten, die gereed lagen
om het graan naar Sluis te brengen, onder mishande
ling en bedreigingen, hen bij het graan te brengen,
niettegenstaande deze hen waarschuwden, dat zij niet