SPROKKELINGEN.
219
risdie Lier vooein verbrandt g-heweest haddeende
weder vermaeckt was in Zeeland op Aremuyenna
Spangien, maer hy en quam noyt weder."
4.
Heeft, Europa alzoo de kalkoenen (eig. Kalikoet-
sche- Calcutta-hoenderen) aan Zeeuwen te danken
evenzeer is dit het geval met den goudvisch. Uit de
verhalen van reizigers wist men reeds in de zeven
tiende eeuwdat de aanzienlijke Chinezen en Japan
ners in de vijvers van hun land tot vermaak zekere
vischjes hielden, die door de prachtigste rood-, goud
en zilverkleuren schitterden. In het jaar 1728 werden
zij voor het eerst uit China in Engeland aangebragt;
doch deze visch bleef nog zoo zeldzaam, dat de groote
natuuronderzoeker Linnaeus slechts één enkele had
kunnen te zien krijgendie hem door de stokholm-
sche hoogeschool ten geschenke was gezonden. In of
omstreelct het jaar 1758 ontving de beroemde zierik-
zeesche natuuronderzoeker Job Baster een twaalftal
dezer vischjes uit Engeland, en 't gelukte hem, na
veel moeite en teleurstellingze in zijne vijvers te
vermenigvuldigen; zoodat hij bij zijnen dood, in 1775,
er reeds vele honderden bezat, die door zijne erfgena
men werden verkocht, zoodat de verspreiding dezer
schoone vischjes in ons vaderland van dien tijd af
dagteekent.