220 SPROKKELINGEN. 5. Equiti aurato gulden ridder. Is dit ridder van het gulden vlies?" vroeg dr. H. A. Callenfels, in eene aanteekening in Zeeland, 1852, bladz. 220. In antwoord daarop deelde mij de geleerde van Dam van Noordeloos het volgende mede: „Eques atira- tus is de titel, waarbij wordt te kennen gegeven, dat iemand was ridder (chevalier) of tot de ridderschap behoorde, hebbende het regt van gouden sporen te dragenin onderscheiding van de schildknapen (ecuyers) die zilveren droegen. Zie Christinaeus, Jurisprudence Heroicpag 390." Mij kwam ter hand eene oude aanteekening van zekeren C. de Buys, te Tholen, van den volgenden inhoud Op zondag den 11 Mei van het jaar 1711 was de lucht den ganschen dag met vele uit het N. N. O. hoog drijvende wolken bezet; doch in den namiddag, omstreeks 6 urekwam eene zware dikke lucht uit het Z. W. opzetten; de wind stak uit dien hoek spoe dig op tot hevigen storm met dwarlwinden; weldra vielen gedurende vijf of zes minuten verbazend groote hagelsteenenwaarop eeu hevige stortregen volgde en eenige donderslagen gehoord werden; alles was echter spoedig voorbij. De grootste dezer steenen waren bijna bolrond

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1853 | | pagina 286