TWEE ZEECJWEN IN ORANJE.
249
doch zij aanvaardden eene taakwaarvan zij de moei-
jelijkheden te gering hadden geschat. Zij waren noch
geschikt tot handelen, noch ferm genoeg, om hun ge
zag te doen gelden „plus propres a la chicane de
la Hollandequ'au maniement des affaires d'estat
ou a l'exécution d'une genereuse entreprinse 50)."
In Johan de Knuyt vond Frederik Hendrik
den eenigen man, aan wiens verstand en hart, vlug
gen geest en onkreukbare trouw het gansche beleid
dezer gewigtige onderneming met de meeste kans
op eenen gunstigen uitslag kon worden overgelaten.
Liefde voor den vorst en gehoorzaamheid aan zijne
bevelen verdrong het tal der bezwaren, die hij zelf
inzag, dat onafscheidbaar verbonden waren aan zijn
gevaarlijken last. Hij aanvaardde dien met ijver en
moed en was voor het rampzalige Oranje in waarheid
het laatste plegtankerdat de veege hulk van staat
van den wissen ondergang redde, het Sint Elmus-
vuur, dat eene aanstaande kalmte verkondde, de ze
kere baak voor allen, die hunnen koers verloren heb
bende, werkeloos dobberden op de zee der anarchie 51)."
Johan de Knuyt 52) begreep beter dan één
zijner voorgangershoedanig het karakter was van
den manmet wien hij te doen had en sloeg een' ge
heel anderen weg in, dan Dimmer en van San
ten, Verdoes en Montens hadden bewandeld.
Het doel zijner reis bleef voor allen, zoowel voor
zijne beste vrienden, als voor zijne vrouw Carolina
Tenys, een diep geheim; in stilte verliet hij den