318 WILLEM TEELLINCK.
bijzonder onderscheidt is de geheel praktische rigting
van alles wat aan zijne pen ontvloeide. Ofschoon hij
leefde te midden van den hevigen kerktwist in het
eerste vierde der zeventiende eeuw, en destijds het
leerstellig elementin uitgesproken leerredenen en uit
gegeven godsdienstige geschriften, op den voorgrond
stond, zoo niet eeniglijk gehuldigd werd, zoo zelfsdat
het reeds grove ketterij was indien iemand de hairklo-
verijen over diepzinnige stelsels niet voor de hoofdzaak
in het christendom durfde verklaren, was en bleef
Teellinck geheel en alleen de man der praktijk, op
beoefening des Evangelies en eenen godvruchtigen wan
del aandringendeook waar hem dit de verdenking
van Remonstrantschgezindheid op den hals haalde
van welke hij evenwel geheel werd vrijgesproken door
den beroemden Gijsbert Voet 10), wien niemand
gebrek aan ijver voor de zich noemende regtzinnigheid
zal te laste leggen. Maar kon deze Teellinck op
dit punt vrijspreken, 's mans sopperigheid van stijl
en wijdloopigheid van voordragt moet hij toestemmen.
De vorm is dan ook het minst behagelijke bij den
middelburgschen godsdienstleeraardoch dit neemt
niet weg dat hij in die dagen der dogmatisme
vooral een onschatbaar nut heeft gesticht met zijn
onvermoeid aandringen op een christelijk levenen
men kan zulks niet genoeg waarderen, ook al acht
men zijne in Engeland opgedane gestrengheidb. v. ten
aanzien van den zondagde boet- en vastendagen
van overdrijving niet vrij te pleiten. Bij Teellinck
en dit achten wij de voortreffelijkste zijde zijner schrif-