VAN VERHEET.
23
Goesdat wie ambachten met hem gemeen hadden
ze met hem kavelen moesten. Waar die ambachten
lagen, blijkt uit brieven van 1352 en later; want den
28 October 1352 gaf Hertog Willem het schor voor Bie-
selingen aan „zijnen lieven en getrouwen neef Simon
van Bruëlis." Vermits nu deze Willem den 1 Aug.
1355 Jan van Beaumontzijnen lieven oom (d. i. oud
oom) noemt, zien wij hieruit, dat wij in neef Simon
een' zoon begroeten moeten van Keer Simon voor
noemd. Dit komt nog scherper uit in de keuren van
Kapelle en Bieselingen van 1363, waarbij Simon van
Bruëlis als mede-ambachtsheer optrad, zoo voor zich
zeiven als voor zijnen vader Heer Simon van Bruëlis
en waaruit tevens blijkt, dat zij met Hedor van Voor-
houte en zes van der Maalstedes ambacht in gemeen
schap bezaten.
Die Ridder Simon de Bastaard" kan evenwel be
zwaarlijk een zoon zijn geweest van eene jonkvrouw
van Haamstede, hoedanige de overlevering als zijne
moeder aanwijst. Graaf Jan I gaf in 1299 het,
toen aan hem vervallenleen van Haamstede aan zijnen
basterdbroeder Witte, wiens moeder Agneswel wordt
vernoemd als vrouwe van Haamstede, maar niet v\s jonk
vrouw van dien naam voorkomt, terwijl er van geene
andere jonkvrouwen van dien naam sprake kan zijn.
De overlevering heeft hier twee gelijksoortige gebeur
tenissen verward. Een bastaard van Holland kreeg
leen en titel op Schouwenomdat zijne moeder zich
verbond aan een bejaard edelman zonder kinderen.
Een bastaard van Henegouwen verkreeg in het begin