88
EEN KONINKLIJK BEZOEK
was bij allen die liet visschersbedrijf uitoefenden te
geacht, dan dat niet wrevel tegen den in hun oog
trotschen handelaar hen zou bezield hebben. Dat
gevoel werd heviger, toen zij diezoo als wij zei
den, met leede oogen de deensche vlugtelingen op
den vaderlandschen bodem zagen ontvangenzich
hadden kunnen overtuigen dat leëndertz geheel
anders dacht. Toen werd er in de tavernen en op
de straten menig bitter woord gemompeld en menige
verwensching uitgesproken niet alleen over hem,
maar ook over allen, die zijne partij kozen of zijne
zienswijze deelden. Toen jeukte vaak de hand om
met het knijf of eenig ander wapen den gehate het
vermeende ongelijk met nadruk onder het oog te
brengen.
Quikijn deed wat hij kon om de losbarsting van
het dreigend onweder voor te komendoch was het
hem nog immer gelukt, op den avond die het ver
trek der Denen voorafging, slaagde hij in zijne edele
poging niet.
In de gelagkamer bij grietken stoops zat een
talrijk gezelschap, meerendeels bestaande uit man-