94 EEN KONINKLIJK BEZOEK
der slotbewoners bij de gevulde bierkan neder in
een klein vertrek, dat zich ter zijde van de poort in
eenen der torens bevond en tot wachtkamer was
ingerigt. Op het vernemen van het rumoer aan gene
zijde der brug, vlogen zij op en naar buiten. Zij wer
den met tergende kreeten begroet. En grepen zij
naar het zwaard, eene hagelbui van steenen snorde
om hunne hoofden. Yer van terug te deinzen, gin
gen zij op de onverlaten moedig los. Dezen hadden
hunne knij ven getrokken en men werd handgemeen.
Met verbittering, met woede werd er gevochten.
Bij dat alles bleef quiryn geen werkeloos aanschou
wer. Met het bloote mes ging een visscher op eenen
der Denen los om hem van achteren eenen doode-
lijken steek te geven. Qüikyn bemerkt het verrader
lijke plan en werpt zich tusschen den aanvaller en
den aangevallene. Bijna ware hij het offer zijner
edelmoedigheid geworden, doch het mes stuitte af.
En trof het nu hem, op wien het gemunt was, zijne
kracht was gebroken, zoo dat het hem wel eene
wonde toebragt, die hem deed nederzinken, doch
die niet doodelijk was. Qüikyn ziet het bloed gut-