het heimelijk schoolverzuim. 119 gaan, zich verlustigen daar buiten, waar de bloemen bloeijen en de kudden huppelen en de vogels zingen en de bezieën rijpen. Zie, heden heeft hij zijn besluit ten uitvoer gebragt. Hij is zoo' gelukkig geweest het oog zijner ouders te ontsnappenook zijn meester weet het niet; slechts deze of gene zijner makkers mag hem gezien hebben, maar wie zal vermoeden, waarom hij afwezig is Daar snelt hij heen op de vleugelen des verlangens en der vrolijkheid Maar zonderling, dat zijn hart toch zoo ligt niet is als toen hij vóór eenige weken dit zelfde pad naar buiten met zijne ouders volgde. Hoor, daar slaat het schooluur. Nu gaan zijne makkers naar binnen en rangschikken zich voor hunne tafels, en de onder wijzer zendt met hen een gebed op tot Hem, Die goede kinderen gadeslaat. Waarom beeft hij, als hij aan bidden denkt? Waarom benijdt hij toch eem- germate die makkers, geschaard om den meester en aan een' band geklonken, waarvan hij nu vrij is Schijnt dan de zon niet vrolijk aan den hemel? VoorzekerEn toch, hij durft zijn' oogen niet zóó helder als anders opslaan naar boven. Hij snelt

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeland jaarboekje | 1856 | | pagina 169