1 4 ALLES VEEGEEFSCH.
Aeent zag Zijn' vader en zijn' broeder eene se
conde met gloeijende blikken aan en zeide op vas
ten toon
Doet wat gij wilt ik in eeuwigheid niet
Naauwelijks had hij deze woorden gesproken of
vier mannen traden de ridderzaal binnen. Zij ver
klaarden in last te hebben om de heeren van Haam
stede solemnelijk af te vragen of zij willens waren
voor 's graven vierschaar wegens de aangeklaag
de feiten te regt te staan. Zoo ja, dan konden
zij voorloopig onder handtasting op hun slot en
binnen de baanderheerlijkheid verblijven. Doch zoo
zij zich wederspannig bleven betoonen, zouden zij
als gemeene misdadigers naar 's gravensteen te Zie-
rikzee worden overgevoerd, om daar gevangen te
blijven tot dat hertog philips hun vonnis zou hebben
uitgesproken of doen uitspreken.
Wij geven ons over aan de genade van onzen
heer, graaf philips", zeide de oude baanderheer met
bevende stem. Floeis boog zich, als ten teeken van
instemming. Aeent wilde spreken, maar zijn woede
belette het hem en een veelbeteekenende wenk van