ALLES VEHGEEFSCH.
het bezagen ontbrak hun de spraak, en als standbeel
den staarden zij op het kunstgewrocht, welks on
overtroffen schoonheid aller blikken boeide, aller
geest opgetogen hield. Een ligte siddering overviel
allen; zoo iets hadden zij nooit gezien, zoo iets ging
hun stoutste gedachten te boven. Wat grootschheid
van planWat sierlijke vormenWat waardigheid
van vindingWat sierlijkheid van deelenWat een
voudigheid van het geheelGeen die zich verzadi
gen kon aan den indruk van het verbazend ontwerp.
Maar geen teeken van goedkeuring, van toejuiching
werd gehoord. Te diep had de heerlijkheid van het
kunststuk hen aangegrepen om't in woorden te uiten;
de bouwmeesters werden als door huivering aange
grepen en amelius was de eerste die spreken kon.
„Dergelijk is in ganseh Christenrijk niet te vin
den riep hij in vervoering uit en sloot keldek-
mans in zijne armen.
„Wie zijt gij Is de geest van eewin von stein-
bach in u herleefd, wonderkind?" riep hij uit.
„Daarbij zinkt mijn Antwerpsche toren in het niet
Dat is een wereldwonder, voorwaar