ALLES VERGEEFSCH.
191
Zoo is het; gij hebt voets genoeg bij den graaf,
als gij aandringt," liet keldermans zich hooren,
die kennelijk de opmerkzaamheid had willen span
nen, welnu, bewerkt dat de baanderheeren van
Haamstede vrij en vrank gehouden worden van 't
geen zij onderwonden tegen de regten der grafelijk
heid en buiten alle boeten en breuken blijven, noch
gedeerd aan lijf of goed. Dat zij mijn loon, anders
geen."
„Onmogelijk," riep willem bolle uit, „als rent
meester der grafelijkheid Bewester-Schelde mag ik
de schendige inbreuken niet laten gaan, die de
li eeren van Haamstede zich sedert lange niet ontzien
van zeedrift, van schout en schepenen, van
Huygens liet hem niet uitspreken, maar zeide le
vendig: „dat is een zaak van de justitie en't regt
moet zijn loop hebbenwij van de stad hebben 't
niet in onze magt."
„Verstaat mij wel," voegde keldermans hem
toe; „ik vraag niet meer dan of de heeren van de
stad en van den geregte met alle kracht, of 't hun
eigen lijf gold, willen tusschenspreken bij den graaf,