i— 41
tweeëntwintigtal steeneu met opschriften te Domburg
in de kerk gebragten zijn er sedert rnstig verble
ven.
Dit strekke tot antwoord op de yraaghoe en yan
v yyaar zij aldaar gekomen zijn?
5.
Op niet minder dan zeyentien steenen leest men
dat zij geschonken zijn aan de Godin iïeiiaiemia aan
deze behoorden ook de Leidsche en andere. Er werd
nadat men dit gelezen had, dadelijk ook door middel
der Courant, onderzoek naar de eigenares gedaan. Men
zocht haar in alle werelddeelen. De geleerden wilden
haar met geweld onder de Heidenen yindenmaar
kwamen tot geene zekerheid. De gelooyige Courantier
van Brugge alleen zocht haar bij de Christenen en
vond in haar, met de scherpzinnigheid aan zijnen
landaard eigen ook weldra de L. Vrouw die sedert
haar vertrek uit den Polder voor de Ketters onkenbaar
was. Hij maakte het door zijn dagblad wereldkundig.
Do geleerden bragten daartegen bezwaren in welke
hij niet noodig achtte te wederleggen maar die even
wel nog al gewigt hebben. Zij lazen op andere steenen,
dat zij geschonken waren aan jepiter en ïeptcjvus.
Hoe kwam de L. Vrouw toch in gezelschap van een
paar zoodanige Heidenen Op nog eenen stond dat
hij toebehoorde de gezamenlijke Goden en Godinnen