6
Verbeelding schildert mij nog op der eeuwen graf
Ben zaalgen morgendie yoor 't hongrendLeyden daagde
Toen 't zien der Zeeuwsclic vloot den held zijn moed
(hergaf
En troost schonk zelfs aan 't kind datsteryend yoedsel
(yraagde.
Be zwakken wankelden de torentransen op;
Baar yulde 't kwijnend oog zich reeds met yreugde tranen:
In 't zonlicht scheen de yloot een drift yan blanke zwanen
Zij zweefde als op den yyiud met ylag en zeil in top.
Be krijgsmandie 't geweer lang hijgend had getorscht
Herleeftmaar de echtvriendin zinkt magtloos in zijne
(armen
Ginds knelde een moeder 't lijkje aan de uitgedroogde
borst
Haar laatste kus poogt nog de lipjes te verwarmen
Haar's zniglingsachhij stierf den wreeden hongerdood.
Ook zij bezwijkt, door angst en smart zoo lang gemarteld
Terwijl haar ovrig kroost langs markt en straten dartelt
Verzadigd en versterkt door Zeelands voedzaam brood.
't Meelijdend scheepsvolk deelt den rijken voorraad
(rond
't Ziet zwakkenuitgeteerd naar volle kielen zwemmen,
Ensmeekendaan liet boord de magre handen klemmen
Een ander stikte in 't brooddat hij vol drift verslond.