Brouwershaven uitstrekte en op welke het gezigt alleen door de dorpen Ellemeet, Eikerzee, Loo- perscapelle en Br ij dor pe afgebroken werd. Langs dezen weg reden thans Ambrosius en zijne gelei ders. Het mag lusschen 6 en 7 uren in den avond ge weest zijn toen zij opzaten. Schoon de duiternis lien belettedien spoed te maken welken de ijverige en zelf in het lot zijner heeren belangstellende Priester wel zou verlangd hebben zoo reden zij evenwel op eeneu goeden draf zwijgend voortvan tijd tot tijd slechts even stilhoudende, om te luisteren ol ook eene bendehetzij van vrienden of van vijanden in de nabijheid ware. Zonder iets te ontmoeten kwamen zij nabij het toenmalige dorp Ellemeet, waar zij even wel in de verte reeds cenig gerucht begonnen te ver nemen, zoodat de Priester het geraden oordeelde af- testijgeu en zijnen weg te voet te vervolgen. Hij ver zocht zijne geleiders hem hier te wachten maar men beslootna eenige redewisseling,, dat een van hen bij de paarden blijven en de ander Ambrosius verzeilen zou zoover dit veiligheidshalve geschieden kon. Doch do duisternis en de ongebaande toestand der wegen maakte het ondoenlijk, den naasten weg naar Beth lehem of Brij dor pe te volgen, zoodat hel drietal andermaal te paard steeg tot digt bij de schorrenwelke destijds met een paar hutten gevondenwerden ter plaatse waar tegenwoordig het gehucht 5s chare ndij ke aan

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1838 | | pagina 127