85
De nood klom hoog. Maar toen de dappre helden streden
Roept Ylissing's Magistraat het Tolk ten heiligdom
En yan den hoogen God werd bijstand afgebeden:
't Was met dien Bondgenootdat Neerland oyerwon.
De kerk stroomt vol. 't Gebed brak af door 't angstig zuch
ten
Maar werd door 'sleeraar'sstem weer, yoI geloofhervat
Tot dat hij plots'ling zwijgten toen zij 't ergste duchten,
Roept hij Victorie uit. God hielp, terwijl hij bad.
gebeden die, gedurende het gevechtin alle kerken van Holland
met sterken aandrang werden uitgestort; voor welke overwinning
een algemeene dankdag gehouden is. Hoewel wij het niet vinden
opgeteekend is waarschijnlijk het biddend Vlissingen het voor
beeld voor het weldra algemeen biddend Nederland geweest.
Het onbetwijfelbaar verhaal van vrolik.he.rt verdient derhalve
in vele opzigten opmerking en hetzelve kon eene waardige stof
voor den echten Dichter zijn, ook nadat het bezongen is door
hem ,die geene aanspraak maakt op dien verlievenen naam. Doch
het treffende derzelve te midden van minder merkwaardige
bijzonderheden, eenvoudig verhaald wekte het gevoel op, dat
zich hierop onwillekeurig in poëzij (indien deze rijmklanken
hieronder gerangschikt mogen worden) uitstortte. Gedachtig aan
den plegtigen bededag van December i832, door tollens gezang
vereeuwigd gevoelt men met vreugdcgevoeldat het Nederland-
sche volk niet van zijne vaderen is ontaard. Al was de redding
onzer dagen niet zoo volkomen of naar onze inzigten gewenscht,
heldenmoed en christelijk geloof kenmerkten toch den Neder
lander van den Vorst tot den onderdaan en hierop mag men de
uitkomst toevertrouwen aan dien God die steeds dezelfde blijft.