97 naauwde stroomen ten laatsten wraak zouden nemen »oyer deze geweldige insluitingen. (6) Wij zullen nu geene meerdere voorbeelden aanhalen om aantetoonendat de klagte niet nieuw is. Zij is ook niet ongegrond, in zoo verre namelijk, dat het, van achteren beschouwd misschien voor ons wenschelijk geweest ware, dat onze Yoorouders eenige eeuwen later aan het bedijken waren gegaanen dat zij ten gevalle van onshunne nakomelingen het geduld gehad had den om het nog eenige eeuwen op vliedbergen heuvelen en schaapsstellen uiltehouden, van welke levenswijze, die, ten tijde der Romeinen liet lot onzer Voorouders was, de uitmuntende Primus ons de volgende schilder achtige, doch juist niet zeer uitlokkende beschrijving geelt: «Hier bewoont dat beklagenswaardig volk of hooge heuvelen of bergjens door menschenlianden op- geworpen boven het peil der hoogste vloeden: gelijk aan zeevarenden, wanneer de wateren hen van alle «zijden omringen, en aan schipbreukelingen zoodra «dezelve geweken zijn.» (7) Ongelukkig ligt het niet in den menschelijken aard en ook niet in den kring onzer strenge verpligtingen (6) Men vergelijke hiermede vooral deDocuniensHisloriqu.es sur la Hollandepar Louis Bokaparte, Ex-Roi de Hollande torn. IIIpag 52-55. (7) Euihius Ilist. Nat. L. XVcap, I, Hij spreekt eigenlijk van de Cauchendoch uit den aard der zaak zal het er in Gelderland, Holland en Zeeland niet beter hebben uitgezien.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1838 | | pagina 175