21
den berg lag de gewijde puten een weinig Terder de
werf of opene door zware linden beschaduwde plaats,
op welke de zaken behandelden de offermaaltijden
gehouden werden.
Toen ,op den straks genoemden feestdag de zon in zee
dook,en de duinheuvelen hunne lange schaduwenver-
spreiddenstelden de Yerbondenen zich langs verschil-
lende wegen in beweging naar de Heede. In donkere
kleeding gehuld billijkten zij den naam Tan zwarte
nachtschimmenwelke in de oude geschriften yoorkomt.
Het middernachtsuur yond hen op de werf yereenigd.
De maan naar de kimmen gedaald Yerspreidde geen
licht meer; haar schijnsel werd door den gloed Tan
fakkels yerTangen ,die eenen Treemdentwijfelachtigen
glans wierpen op de donkere linden en dennen,en op
den nog zwarteren groep onder dezelve. Een zwijgen als
dat des grafs heerschte tot datop een gegeven teeken
PorPE opstond en sprak Het langgewenschte uur is
»daar! Zijt gij zoo als het mannen past, bereid, den
»Asen te zweeren dat gij de verwoesting hunner heilig-
»dommen zult wreken den hoon, hun aangedaan, door
»het bloed der afvalligen uitwissclien, en, zoo lang de
arm zich beweegt en de borst ademthet zwaard niet op-
stekenvoor dat hunne beeldtenissenhersteld zijn?
«Wij zijn het! was het antwoord. Dat wij dan het
offer brengenZij gingen.
Op den Asenberg wachtte hen Dcrte. De jaren hadden
noch haar ligchaam gekromd, noch den gloedharer oogen