werd het hart door vrees beklemdwaar men ze zag voorbijvaren, ademde de borst wederom vrijerdoor de hoopdat die geduchte naburen thans voor goed ver trekken zouden. Zoo dreven zij voort en werden nage oogd zoo lang zij met den vallenden avond in zee zigl- baar waren. Nu weergalmden er juichtoonen .terwijl in TFalcheren van de hoogten hier en daar heldere vlam men opflikkerden als of het vreugdevuren waren. Deze vuren intusschen moesten dienen ten sein voor deDeenen, dat alles gereed wasen ten teeken voor de verbondenen om de hunnen te verzamelen. De morgenzon bescheen den 17."de Deensche schepen,in de Waal ten anker, en de go wapenden zei ven op den oever, tusschen Oost- kappel en Serooskerke. Hbmmisc en Eggabd hiervan onderrigttrokken in der ijl alle benden zamenwelke in de nabijheid waren en rukten daarmede den vijand tegen, terwijl Bjobz, op zijn verzoek het zuiden in beweging zou brengen en deszelfs optogt verhaasten. Inmiddels stortte het ge zang der Skalden strijdlust in de harten der woeste krijgers en klonk het over JTalcheretis velden OpEndils trouwe zonen Ten spel roept ons vrouw Hilda, Ten blijden mis der lansen Dat moedig dan de jong'ling Den jong'ling tegentrekke, De man den man niet wijke hij 't zien der schedeTlammes.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1838 | | pagina 98