n AAN AARDEIVBURG. Gezegend plekjeop d' achtb'ren grond Waar deugd waar onschuld schuilplaats rond Mijn Aardenburg! zoo groot, toen moed en kracht ont- Aan 't Vaderland mijn Voedsterstad (zonken Wie leest in 's lands historieblad En ziet uw eernaam niet op 't graf der eeuwen pronken Ja ned'rig Aardenburg voorlang Waart gij reeds 't voorwerp van mijn zang, ïoen ik als kind nog in uw groene dreven speelde, Waar mij t gevoel een lied ontwrong Dat ik zoo kunstloos, vrolijk zong, Als 't vog'len koor, dat mij den jongen boezem streelde. Mij griefde vaak uw diep verval, 'k Plengde op uw neergeworpen wal Wel eens een stillen traan uw grootheid scheen vergeten Uw ouden roem werd niet herdacht, En als een wees verarmdveracht Verkoos geen sterv'ling van uwe afkomst iets te weten.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 115