nol met de bouwstoffen Tan dezen de laatste daarge- steld ter bedekking der beide poortendie te zeer bloot lagen Toor het grof geschut, dat meer en meer in gebruik kwam. Voor iedere poort werd een belangrijk voorwerk aan- gebragt, rondom kleiner pleinen van ongeveer 120 vier kante ellen. De muren waren nagenoeg even zwaar als de ouden en op de buitenhoeken verrezen nieuwe torensdie evenwel van buitenmuur tot buitenmuur slechts 11 ellen diameter hadden en dus merkelijk kleiner warendan de eersten. Zij bezaten daarenboven gcene kelders beneden den grond, maar alleenlijk twee ge wolfde kamers boven elkander. De muren of galerijen, door welke zij aan de buitenzijden met elkander ver bonden warenwaren daarentegen met meer aarde aan gevuld en dus dikker. Bovendien werd de oostelijke uitgang geslotenen werden ook de torens bij beide ingangen die nu hunne oorspronkelijke bestemming groolendeels verloren tot ruime woningen verbouwd en bij de bovenverdiepingen alleen derzelver buiten muren behouden. Aan de Oostzijde verrees nu het ver blijf des Gouverneurs, (A.A.) een stout gevaarte, welks gevelmuur, op het plein uitziende, bij eene breedte van 37,5 ellen, eene hoogte van 20 ellen had en dus zelfs boven do andere torens uitstak. Het gebouw, het welk daartegen over werd opgetrokken, (B. B.) was, ofschoon miuder hoog, toch al mede zeer ruim. Beiden

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 146