en betoonde ecne onbezweken dapperheid. Meer dan
eens Tuurde hij de zjjnen aan met den kreet: «weest
moedig, mijne broeders: Treest niet, God waakt roor
ons! Ten laatste echter sloegen zij op do Tlugtenwerd
Zwikgli in de Terwarring ter aarde gestort. Driemaal
poogde hij zich op te heffen. Een steen trof en verwonde
hem op verschrikkelijke wijze. Den dienaar des Heeren
begaf echter den moed niet. Op zijne knieën neergestort
riep hij: wat zegt dit ongeluk wel nu het ligchaam
kunnen zij dooden maar de ziel niet! Daar lag hij
ten vollen bewust, wat om hem voorviel de handen ten
gebede in ecu geslagen en den blik omhoog ten hemel
verheven. Do overwinnaars, trotsch op hunne zegepraal
zochten, voor zoo verre zij den vlugtenden vijand niet
vervolgden de nog levenden onder de verslagenen en
vorderden dat deze zouden biechten en de Heiligen aan
roepen. Men kwam met dien eisch ook bij Zwixgii.
Een zacht schudden met het hoofd was het antwoord
en het op nieuw verheffen van zijnen blik ten hemel,
hel teeken van zijn voortdurend vertrouwen op den
bijstand Gods. Een der krijgsliedendoor deze stand
vastigheid tot bittere wraakzucht vervoerd, bragt hem
de laatste wonde toe en met het bloed ontvlood de ziel
hare aardsche woonplaats om het loon in te oogsten
dat den getrouwen dienstknecht is weg gelegd. Later
werd zijn ligchaam gevierendeeldverbrand en zijne asch
met die van zwijnen gemengd.