Dan weër galmt mij de kreet in de ooren: Verweert o mannen U mei kracht! 0 God, de kampstrijd is verloren, Het regt bezwijkt roor de overmagt Zoekt mannen, rrouwen, heil in 't vlugten Gij hebt het gruwzaamst lot te duchten, De bloeddorst volgt U op uw schreèn! Keert naar de stad beschermt de wallen Spoedt, of wij worden overvallen, Met snelle vlugt ter stadpoort heen! Zoo zwierf ik in die bange stonden Toen onze krijgsmagt werd vernield Ook midden in 't gewoel iu 't ronde, Door 't angstigst voorgevoel bezield Zocht onder do verwarde scharen De schatten, die mij 't dierbaarst waren, Maar die de krijg reeds had verwoest. En riep en vroeg aan elk die vlugtte Het geen mijn hart te weten duchtte En 't geen ik echter weten moest Het eerste berigt van die ramp kwam te Zurich als het reeds nacht was gedurende welken gansehen nacht de eene treurmaar op de andere volgde.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 180