Zoo lang 't U noodig is, vergunt Zoo ben ik wil het de Albehoeder, Voor U een vader en een moeder, Tol ge eens U zelf verzorgen kunt. Mijn Zwikgli! ja, 'k zal 't lijden dragen. Om 't kroost, waarin uw beeld mij rest, Opdat zij eens den tempel schragen Die in uw bloed thans is gevest; 'k Zal hen uw voetspoor doen betreden, Opdat zij wandleu in uw schreden En gij in hen herleven moogt. Zoo breng de algoede Hemelvader Met eiken dag aan U ons nader; Zoo worde uw vreugd bij God verhoogd. O boek dat 't allen tijd hem schraagde Waarnaar zijn gang steeds was gerigt, Zelf als de nijd hem 't felst belaagde; Wees, Bijbel, ook mijn staf, mijn licht! Gij leerdet hem met God te leven Den dierbren Heiland na te streveu In zelfverloochening en kruis Gij bragt hem 's Vaders woning binnen: O leer ook ons als hij verwinnen Leid ons als hem in 's Vaders huis!

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 184