79 van elke geloofsbelijdenis een godsdienstige geest is op- lemeikon. Men spreekt veel over do godsdienst, wel somwijlen wat ontijdig, wat te veel, als of het eene wereldsclie zaak ware ,en als of er geene verborgendkeden bestondenmeestal ook wat te liefdeloosmaar zoo was het hier van oude tijden en daarom moet dit opregt gemeende gewijzigd en geleid worden, zoo dit mogelijk is.'twelk om de opgegevene reden echter zelden gelukt maar niet hopeloos staat. Verder is men hier stipter, dan elders in de viering van den Zondag. Be godsdienst oefeningen zelfs die van don namiddag worden dooi allen goed bezocht. Doch gewoonte en gehechtheid aan 't oude, en alzoo vorm is hierin optcmcrken. Van hier dat het beginsel van lijdelijkheid gevolgd wordt, zoo lang men stipt bij 't oude blijft, maar juist inefesezaak tot een tegenovergesteld uiterste overslaat bij de minste wijziging uit vrees van met het oude het goede te zullen verliezen. Ook dit keuren wij niet in alles af. Want het beproefde goede oude mag en moet vastgehouden worden en do gehechtheid daaraan is een behoedmiddel, om niet door eiken wind van nieuwe leering te worden omge- voerd. Nogthans dwaalt men in de toepassing daarvan. Men houdt wel eens voor nieuwhetgeen veel ouder is, dan hetwelk men bij uitsluiting daarvoor houdt, welk laatste slechts een provinciaal oud moet genoemd worden t welk toch wel niet op don duurgeldig zal zijn in eene zaak van dien oorsprong en van die strekking als de

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuwsche Volks-Almanak / Nehalennia | 1842 | | pagina 197